Ga naar de inhoud
Let op: Om de gebruikerservaring op deze site te verbeteren gebruiken we cookies.
Menu
Login redactie

Formularium Ouderenzorg

Aanpak van tachycardie: frequentiecontrole/ ritmecontrole

Literatuur geraadpleegd tot: 19/01/2022

  • Er zijn twee mogelijkheden om tachycardie bij voorkamerfibrillatie aan te pakken: vertragen van het ventrikelantwoord (frequentiecontrole of "rate control")  -momenteel de aanbevolen strategie, ook bij oudere patiënten-  of herstel van het sinusritme (ritmecontrole of "rhythm control").
  • De rate control benadering is de meest gebruikte strategie bij ouderen. Maar de rhythm control benadering kan worden overwogen bij patiënten met persisterende klachten ondanks adequate regulatie van de hartfrequentie.
  • Bij rate control wordt als eerste keuze een bètablokker (metoprolol als tartraat) gekozen. Een niet-dihydropyridine calciumantagonist, diltiazem, wordt gereserveerd voor patiënten met contra-indicaties of intolerantie voor bètablokkers omdat diltiazem een groot interactiepotentieel heeft. Bovendien is diltiazem gecontra-indiceerd bij hartfalen.
  • Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van digoxine, omdat het een geneesmiddel is met een smal therapeutisch bereik en een verhoogd risico van toxiciteit bij ouderen. Bovendien is digoxine minder effectief dan bètablokkers en niet-dihydropyridine calciumantagonisten voor rate control, daarom wordt digoxine bij ouderen niet geselecteerd 
  • Rhythm control biedt in de meeste gevallen geen voordeel, maar is wel aangewezen als de patiënt last heeft van de voorkamerfibrillatie (palpitaties, hartfalen...). Er zijn aanwijzingen dat snelle ritmecontrole, bekomen in de eerste maanden na het begin van de VKF-episode, bij bepaalde patiëntengroepen tot betere uitkomsten leidt; lopende studies moeten dit verder uitwijzen (Repertorium BCF 1.8).
  • Bij de rhythm control benadering is er een poging tot herstel van het sinusritme door elektrische of medicamenteuze cardioversie of in toenemende mate ablatie, met daarna antiaritmische onderhoudsbehandeling.  Amiodaron is het meest werkzaam voor het behoud van het sinusritme maar heeft veel ongewenste effecten, dit is de reden waarom amiodarone niet geselecteerd wordt (Repertorium BCF 1.8).

Behandeling

Geselecteerd

Blijvend gewichtsverlies bij een BMI > 27 kg/m2 gaat gepaard met een significante vermindering van de nadelen van VKF (frequentie, duur, ernst) en met een handhaving van het sinusritme$​​​​.

Een systematische review vindt zeer zwak bewijs voor het nut van langdurige oefentherapie bij VKF voor ritmecontrole, verbetering van de functionele vermogens, de spierkracht en -sterkte, de dagelijkse levensverrichtingen en de levenskwaliteit$​​.

Om de hartfrequentie onder controle te houden in geval van VKF, is de aanbevolen eerstekeuze behandeling een ß-blokker (niet sotalol). 

  • Een grote prospectieve cohortstudie wijst op mortaliteitswinst bij patiënten die voor hartfrequentiecontrole bij VKF behandeld worden met een ß-blokker of een calciumantagonist$​​​​​​​​​​​​​​​​​​​.
  • ß-blokkers geven geen mortaliteitsreductie bij patiënten met hartfalen geassocieerd met VKF$​​​​​​​​​​​​​​​.​

Selectie

  • ß-blokker: de klinische praktijkrichtlijnen vermelden geen voorkeur voor een ß-blokker in deze indicatie (maar sluiten sotalol wel uit). Een literatuuroverzicht$​​​​​​​​​​​​​​​​​ geeft geen eenduidig antwoord, omdat enkel de studies met carvedilol in geval van associatie VKF + hartfalen weerhouden werden. Metoprolol (als tartraat) is in deze indicatie geregistreerd ("voorkamerfibrillatie: om het ventrikelritme te vertragen") en wordt geselecteerd.


 

Geselecteerde geneesmiddelen

Een grote prospectieve cohortstudie wijst op mortaliteitswinst bij patiënten die voor hartfrequentiecontrole bij VKF behandeld worden met een ß-blokker of een calciumantagonist​​​​​​​​​​​​​​​​​​.

De calciumantagonisten (niet-dihydropyridines) blijken effectiever dan placebo en dan digoxine in het verlagen van de ventrikelfrequentie.  Ook het toevoegen van een niet-dihydropyridine calciumantagonist aan een behandeling met digoxine is werkzamer dan een behandeling met digoxine alleen.

Vanwege hun negatief -notroop  effect  zijn calciumantagonisten die niet tot de dihydropyridineklasse behoren, gecontra-indiceerd bij hartfalen.

Diltiazem heeft de voorkeur boven verapamil in geval van combinatie (voorzichtig!) met bètablokkers.

Geselecteerde geneesmiddelen

De tussenkomst van een specialist is vereist bij het opstarten van een behandeling om het hartritme te controleren.
Een symptomatisch recidief (VKF, flutter of atriale tachycardie) komt frequent voor, ongeacht de behandeling: binnen de 2 jaar doet 59% van de patiënten behandeld met een antiaritmicum een recidief, na ablatie is het recidiefpercentage 47%$​​​.
Er bestaat op grond van bewijzen een beroepsmatige consensus om$​​​​:

  • Onmiddellijke elektrische cardioversie aan te bevelen (na anticoagulatie) in geval van hemodynamisch instabiele VKF.
  • Elektrische of medicamenteuze cardioversie aan te bevelen in geval van hemodynamisch stabiele VKF, met een hoger conversiepercentage naar sinusritme voor elektrische cardioversie.

Om recidief van VKF na cardioversie te voorkomen, worden verschillende antiaritmische geneesmiddelen gebruikt. Hun winst in klinisch relevante eindpunten moet nog bepaald worden$​​​.

Medicamenteuze cardioversie

  • Verschillende antiaritmica staan ter beschikking voor medicamenteuze cardioversie: bepaalde β-blokkers, klasse IC antiaritmica (flecaïnide, propafenon) en klasse III antiaritmica (amiodaron, sotalol).
  • De tussenkomst van een specialist is noodzakelijk bij het opstarten van deze behandeling. Er wordt voor het WZC-Formularium geen antiaritmicum geselecteerd.

Elektrische cardioversie

  • Het slaagpercentage van elektrische cardioversie is hoger (70-95%) dan deze van medicamenteuze cardioversie, maar deze behandeling dient te worden uitgevoerd onder algemene anesthesie en wordt bij een oudere populatie best vermeden$​​​​​​​​​​​​​​​​$​​​​​​​​​​​​​​​​.

Ablatietechnieken

  • Ablatietechnieken, al dan niet in combinatie met pacing, zijn ontwikkeld, maar de werkzaamheid en veiligheid ervan, zeker bij ouderen, moeten nog verder geëvalueerd worden$​​​​​​​​​​​​​​​​. Een systematische review stelt dat na ablatie het sinusritme beter behouden blijft dan tijdens behandeling met antiaritmica en dat er na ablatie ook betere symptoomcontrole en inspanningstolerantie is$​​​​​​​​​​​​​​​​. Gegevens over harde eindpunten zijn beperkt. Ablatietechnieken werden nog niet rechtstreeks vergeleken met frequentiecontrole.
  • Ablatie dient momenteel nog voorbehouden te worden voor patiënten die symptomen ondervinden en bij wie een medicamenteuze ritmecontrole faalt$​​​​​​​​​​​​​​​​$​​​​​​​​​​​​​​​​. Hun reële winst voor de praktijk ten opzichte van andere behandelingen moet nog nader bepaald worden$​​​. Radiofrequentie-ablatie, via katheter, lijkt niettemin superieur aan antiaritmica in geval van niet-paroxismale VKF bij patiënten van gemiddeld 60 jaar$.

Niet geselecteerd

  • Digoxine is minder interessant omdat het bij inspanning te weinig effect heeft op de ventrikelfrequentie.  Digoxine is minder effectief voor het vertragen van de ventrikelfrequentie dan calciumantagonisten in rust en bij inspanning en dan beta-blokkers bij inspanning.
  • Enkele observationele studies hebben digoxine in verband gebracht met een verhoogd risico op sterfte, dit kon echter niet bevestigd worden in een meta-analyse gezien een te hoog risico op bias. Meer gegevens over dit risico zijn noodzakelijk.
  • $

  • Amiodarone wordt momenteel niet aanbevolen voor hartritmecontrole$.
  • Amiodaron wordt gebruikt voor het behoud van het sinusritme maar heeft veel ongewenste effecten, meestal niet-cardiaal. Bij andere antiaritmica is het vooral de ontwikkeling van ventriculaire aritmieën die ernstige problemen veroorzaakt