Ga naar de inhoud
Let op: Om de gebruikerservaring op deze site te verbeteren gebruiken we cookies.
Menu
Login redactie

Formularium Ouderenzorg

Urge-incontinentie

Literatuur geraadpleegd tot: 07/03/2022

  • Bij urine-incontinentie moet routinematig worden nagegaan of de oorzaak geneesmiddel-gerelateerd is.
  • Gewichtsverlies lijkt doeltreffend te zijn bij obese patiënten.
  • Andere algemene maatregelen kunnen worden voorgesteld: beperken van de vochtinname, behandeling van constipatie en rookstop (=advies van deskundigen - beschikbaar bewijsmateriaal is schaars of ontbreekt).
  • De aanpak van urge-incontinentie bestaat in de eerste plaats uit ‘blaastraining’ (Repertorium BCFI 7.1).
  • De klinische relevantie van het in studies aangetoonde effect van anticholinergica is twijfelachtig en de risico-batenverhouding is des te ongunstiger naarmate de patiënt ouder wordt en meerdere geneesmiddelen gebruikt.  
  • Mirabegron, een β3-adrenerge receptoragonist, is niet méér werkzaam dan de anticholinergica en geeft een verhoogd risico van ongewenste effecten, o.a. cardiovasculaire ( Folia december 2016 en Folia januari 2019)
  • Botulinetoxine (Repertorium BCFI 10.8. Middelen bij spierspasticiteit) wordt voorgesteld bij bepaalde therapieresistente gevallen van blaasdisfunctie.
 
  • Het Formularium ouderenzorg benadrukt het belang van een medicatiebeoordeling en stelt voor om, indien mogelijk, te stoppen met medicijnen die kunnen bijdragen tot mictieklachten.
  • De enige geselecteerde aanpak van urge-incontinentie bij ouderen is van niet-medicamenteuze aard:  
    • Blaastraining is de basis van de aanpak.
    • Daarnaast kunnen algemene maatregelen in acht genomen worden zoals gewichtsverlies bij obesitas, vochtbeperking, behandeling van constipatie en rookstop.
  • De werkzaamheid van anticholinergica en mirabegron is beperkt.  De mogelijke voordelen wegen niet op tegen de mogelijke risico’s; daarom worden zij niet geselecteerd.
  • Botulinetoxine-injecties werden niet onderzocht bij ouderen, ze kunnen leiden tot een verhoogd risico van acute urineretentie, ze worden niet terugbetaald en ze zijn heel duur.  Botulinetoxine-injecties worden dan ook niet geselecteerd.

Behandeling

Geselecteerd

  • Een epidemiologisch onderzoek bij oudere patiënten die hun arts raadpleegden omwille van urine-incontinentie toont aan dat deze heel vaak (60,5%) geneesmiddelen voorgeschreven kregen die mogelijk bijdragen tot urinaire klachten. Het ging voornamelijk over calciumantagonisten (21,8%), benzodiazepines (17,4%), andere psychofarmaca (antidepressiva, antipsychotica, narcotica) (16,4%), ACE-inhibitoren (14,4%) en oestrogenen (12,8%)$​​​​​​​​​​. Ook diuretica en vooral lisdiuretica, α1-blokkers, cholinesterase-inhibitoren en anticholinergica kunnen incontinentie veroorzaken of doen toenemen$​​​​​​​​​​.
  • In de WHI-studie leidt hormonale substitutietherapie (HST) tijdens de menopauze tot een significant verhoogd risico op optreden of verergering van urine-incontinentie versus placebo$​​​​.
  • ​In een multivariaatanalyse waarbij gecorrigeerd werd voor leeftijd, geslacht, polyfarmacie en multimorbiditeit, ging enkel polyfarmacie (≥ 5 geneesmiddelen) gepaard met een verhoogd incontinentierisico (adjusted OR 4,9; 95% BI van 3,1 - 7,9)$​​​​​​​​​​.

Conclusie
Wij bevelen aan om de medicatielijst na te kijken, zeker bij polyfarmacie.

De aanpak van urge-incontinentie bestaat in de eerste plaats uit $, met als doel de willekeurige blaascontrole te herstellen en de blaascapaciteit te vergroten.

De onderbouwing van de werkzaamheid van blaastraining is beschikbaar maar beperkt​​​​$​​​​$.

Blaastraining wordt steeds aanbevolen gezien de afwezigheid van ongewenste effecten en de werkzaamheid op lange termijn$​​​​.

Bekkenbodemoefeningen kunnen complementair zijn aan blaastraining (vooral bij patiënten met hypertone bekkenbodemspieren)$​​​​​​​​$​​​​​​​​.
Een systematische review van de Cochrane Collaboration vergeleek de combinatie van bekkenbodemrevalidatie met een andere actieve behandeling ten opzichte van alleen de actieve behandeling om urine-incontinentie (inspannings-, urge- of gemengde incontinentie) bij de vrouw te behandelen. De actieve behandeling kon bestaan uit een andere fysiotherapeutische methode (blaastraining, vaginale kegel, pessarium, elektrostimulatie) of een medicamenteuze behandeling. Er waren onvoldoende gegevens om vast te stellen of de toevoeging van bekkenbodemrevalidatie bijkomende winst opleverde ten opzichte van alleen de actieve behandeling$​​​​.
 
 

Een systematische review van de Cochrane Collaboration onderzocht de werkzaamheid van leefstijlaanpassingen (gewichtsverlies, dieetmaatregelen, gecontroleerde vochtinname, verminderen van bruisende, cafeïnerijke of alcoholhoudende dranken, behandeling van obstipatie, rookstop en lichaamsbeweging) bij de behandeling van urine-incontinentie bij volwassenen. De meeste geselecteerde gegevens hadden betrekking op maatregelen voor gewichtsverlies (n = 4701 op een totaal van 5974). De bewijzen uit de analyse worden als zwak tot zeer zwak bestempeld. Sommige gegevens wijzen op winst door gewichtsverlies, maar niet alle gegevens kunnen worden geanalyseerd ten gevolge van methodologische beperkingen in de geselecteerde studies. De auteurs concluderen dat de bewijzen voor een positief effect van gewichtsverlies momenteel onderzocht worden en er dringend nood is aan aanvullend onderzoek$​​​​​​​.

Conclusie

Er zijn geen goede bewijzen voor een gunstig effect van gewichtsverlies op urine-incontinentie bij volwassenen.

Onafhankelijk van het type urinaire incontinentie worden op basis van expertconsensus (soms opgenomen in praktijkrichtlijnen) algemene maatregelen aanbevolen zoals een vochtinname van 1.5L per dag,  bruisende, alcoholische of caffeïnerijke dranken vermijden, behandeling van obstipatie, stoppen met roken$​​​​​​​​​$​​​​​​​​​$​​​​​​​​​$​​​​​​​​​. Deze algemene maatregelen zijn slecht onderbouwd : er is geen bewijs van enig effect, noch is er bewijs dat er geen effect is$​.

Niet geselecteerd

Anticholinerge spasmolytica hebben een beperkte werkzaamheid, deze weegt niet op tegen de risico’s$​​​​​​​​​​​​​.

Werkzaamheid
De anticholinerge spasmolytica (darifenacine, fesoterodine, oxybutynine, solifenacine, tolterodine en propiverine) zijn werkzaam, zonder dat er onderbouwing is voor een meerwaarde van het ene geneesmiddel boven het andere$​​​​​​​​​​​​​$​​​​​​​​​​​​​.
De klinische relevantie van de uitkomstmaten voor de werkzaamheid die in de studies gebruikt worden is soms twijfelachtig en er is een zeer groot placebo-effect (41%)$​​​​​​​​​​​​​:

  • Vergeleken met placebo geven anticholinergica een vermindering van 4 incontinentie-episodes en 5 micties per week. Dit komt overeen met een NNT van 7 om per 48 uur 1 keer minder urine te verliezen. In de groep patiënten die 12 weken anticholinergica krijgen, zijn er vergeleken met placebo 15% meer patiënten (56% vs. 41%) die aangeven genezen of verbeterd te zijn.
  • Een meta-analyse onderzocht de werkzaamheid van medicamenteuze behandelingen voor urine-incontinentie bij ouderen ( > 65 jaar). Van de 13 geïncludeerde studies waren er 11 die de anticholinergica onderzochten (de overige 2 betroffen duloxetine). Voor oxybutinine werd geen effect aangetoond. De andere bestudeerde anticholinergica gaven 0,5 urine-incontinentie-episoden minder per dag, wat geen klinisch relevant effect is. De voornaamste ongewenste effecten waren obstipatie en droge mond$​​.

De meeste klinische onderzoeken richten zich op het verminderen van het aantal events, terwijl continentie het hoofddoel van de behandeling is. Dit is ook het meest geassocieerd aan de levenskwaliteit$​​​​​​​​​​​​​. Het probleem verdwijnt echter maar bij 1 op de 5 patiënten, ongeacht het onderzochte anticholinergicum$​​​​​​​​​.

Veiligheid
Ongewenste effecten kunnen belangrijk zijn bij ouderen$​​​​​​​​​​​​​: 

  • Belangrijkste centrale ongewenste effecten : sedatie, cognitieve stoornissen, delirium (acute verwardheid), desoriëntatie, visuele hallucinaties, agitatie, prikkelbaarheid, agressiviteit.
  • Belangrijkste perifere ongewenste effecten : accomodatiestoornissen, mydriase, monddroogte, droge ogen, bradycardie, nausea, obstipatie, dysurie, blaasretentie.

Een epidemiologisch onderzoek bij 13.000 65-plussers suggereert dat het gebruik van medicatie met anticholinerge werking bij deze patiënten het risico van cognitieve achteruitgang en mortaliteit verhoogt$​​​​​​​​​​​​​.

Dit is de belangrijkste reden om deze therapeutische klasse te vermijden bij kwetsbare ouderen$​​​​​​​​​​​​​.

Mirabegron is sinds 2013 in België geregistreerd als geneesmiddel voor de behandeling van overactieve blaas.

Werkzaamheid

  • Mirabegron oefent zijn werking uit via stimulatie van β3-receptoren waardoor de spieren in de blaas ontspannen.
  • De werkzaamheid is getest in 3 placebogecontroleerde RCT’s van korte duur. Vergeleken met placebo geeft mirabegron 0,4 incontinentie-episodes per dag minder. Dit is vergelijkbaar met het effect van anticholinergica en dus eveneens onvoldoende klinisch relevant$​​​​​​​​​​​​​​​​.
  • Volgens verschillende studies leidt mirabegron tot 0,5 minder plassen en 0,5 minder onvrijwillig urineverlies per 24 uur in vergelijking met placebo. De belangrijkste bijwerkingen van mirabegron waren tachycardie en urineweginfecties.The efficacy and safety of mirabegron in treating OAB: a systematic review and meta-analysis of phase III trials  Yuanshan Cui  Huantao Zong, ​.:

    • Details van de studies :Une méta-analyse a inclus 4 RCT comparant le mirabégron au placebo. Il s'agissait au total de 3.500 patients, qui avaient en moyenne 11 mictions par jour. De 60 à 75 % des participants avaient une incontinence urinaire, avec en moyenne 2 à 3 épisodes de pertes urinaires par jour. Le mirabégron donne, par rapport au placebo, 1 miction et une perte d'urine involontaire en moins par 48 heures

  • Er zijn geen vergelijkende studies met andere therapeutische opties bij overactieve blaas ( o.a. anticholinergica)$​​​​​​​​​​​​​​​​.

Veiligheid

  • De voornaamste ongewenste effecten van mirabegron zijn tachycardie en urineweginfecties.
  • Er is ook een risico op geneesmiddeleninteracties, mirabegron is immers een inhibitor van CYP2D6 en van P-glycoproteïne$​​​​​​​.

Conclusie

NICE concludeert tot een vergelijkbare klinische werkzaamheid van mirabegron versus antimuscarine geneesmiddelen, met andere ongewenste effecten. Het verschil tussen deze geneesmiddelen lijkt beperkt wat effecten en kostprijs betreffen. Het evaluatiecomité stelt dat mirabegron een alternatief kan zijn voor de behandeling van een overactieve blaas bij patiënten bij wie een antimuscarine geneesmiddel gecontra-indiceerd of klinisch ondoeltreffend is, of bij niet-aanvaardbare ongewenste effecten$​​​​​​​.

Werkzaamheid
Botulinetoxine is werkzaam bij  symptomen van refractaire blaashyperactiviteit (waaronder incontinentie-episodes), maar de gegevens zijn momenteel nog te schaars op vlak van werkzaamheid op lange termijn, veiligheid en optimale dosering$​​​​​​​​. Het is niet onderzocht bij ouderen.

De werkzaamheid van botulinetoxine lijkt vergelijkbaar met die van de anticholinergica wat de reductie van het aantal episodes van urgente mictie betreft. Het geeft een meer volledige resolutie van de incontinentie ten koste van meer urineretenties en urineweginfecties$​​​​​​​​.

Veiligheid
Botulinetoxine geeft minder monddroogte vergeleken met de anticholinergica ten koste van meer urineretentie en urineweginfecties$​​​​​​​​.

Praktijkrichtlijnen raden aan het gebruik van botulinetoxine voor te behouden voor incontinente patiënten die niet reageren op de (niet-) medicamenteuze interventies en die zich bewust zijn van het risico van urineretentie met noodzaak aan blaascatheterisatie$​​​​​​​​ .

Kostprijs
Botulinetoxine wordt niet  terugbetaald en is zeer duur.