Ga naar de inhoud
Let op: Om de gebruikerservaring op deze site te verbeteren gebruiken we cookies.
Menu
Login redactie

Formularium Ouderenzorg

Beleid bij multiresistente kiemen (MDRO: MRSA, ESBL-E, CPE, VRE,…)

Literatuur geraadpleegd tot: 01/08/2021

  • In 2005 werden voor België specifieke aanbevelingen geformuleerd voor de preventie en de behandeling van MRSA-infecties (meticillineresistente Staphylococcus aureus) en MRSA-uitroeiing in WZC’s. Het toepassen van deze maatregelen lijkt succesvol, aangezien de prevalentie van MRSA in Belgische WZC’s is afgenomen.
  • Andere multiresistente kiemen (Multi Drug Resistant Organisms of MDRO’s) duiken geleidelijk op, waaronder extended spectrum β-lactamasen producerende Enterobacteriaceae (ESBL-E), waarvan de prevalentie in België die van MRSA heeft overtroffen.
  • De preventie berust op 2 belangrijke pijlers: het rationeel gebruik van antibiotica en handhygiëne.
  • Preventie omvat ook :
    • screening van (al dan niet gezonde) patiënten (binnenkomende patiënten, vooral na ziekenhuisopname) met risico op MDRO-dragerschap,
    • regelmatige analyse van het intrinsieke risico in elke instelling.
  • Maatregelen om verspreiding van de kiem te voorkomen zijn noodzakelijk, met specifieke hygiënemaatregelen, zowel in geval van kolonisatie als van MDRO-infectie (zie HGR-9277).
  • In geval van een MDRO-infectie is een behandeling met antibiotica aangewezen, naast maatregelen om de overdracht van de infectie te voorkomen. De keuze van het antibioticum zal van vele factoren afhangen (plaats van de infectie, resultaat van het antibiogram, patiëntkenmerken, plaatselijke epidemiologische situatie, enz.) Omdat we onmogelijk elk specifiek geval in kaart kunnen brengen, stellen we hier geen selectie voor. Gespecialiseerd advies en samenwerking tussen de verschillende zorgverleners, is wenselijk.
  • In het geval van een epidemie wordt aanbevolen een outbreak management team (OMT) op te richten in het WZC (zie HGR-9277). Dit team kan worden ondersteund door het OST (Outbreak Support Team) van de gemeenschappen (VAZG in Vlaanderen, AVIQ in Wallonië, GGC-COCOM in Brussel).
  • In geval van kolonisatie met MRSA, d.w.z. wanneer MRSA wordt vastgesteld (in neus, keel of perineum) bij een asymptomatische patiënt, moet een dekolonisatieprocedure worden toegepast tijdens 5 opeenvolgende dagen. Dezelfde procedure moet worden toegepast op patiënten die met MRSA zijn besmet, net nadat ze genezen zijn van de infectie:
    • dagelijks volledig wassen met een desinfecterende zeep,
    • het haar tweemaal in dezelfde periode (5dagen) met dezelfde oplossing wassen,
    • aanbrengen van een neuszalf op basis van mupirocine 3x/d,
    • mondverzorging, inclusief kunstgebit, met een desinfecterende oplossing (povidon-jood of chloorhexidine).

Behandeling

Geselecteerd

Naast de algemene en systematische hygiënemaatregelen die in elke zorginstelling van toepassing zijn (zie vorig hoofdstuk “Algemene maatregelen voor de preventie van infecties"), stelt de HGR9277$​​ de volgende maatregelen voor.

  • Screening van binnenkomende patiënten: vragenlijst, die elke instelling in functie van de omstandigheden kan aanpassen, maar die vooral gericht is op de recente voorgeschiedenis van de patiënt (eerdere MDRO, recente ziekenhuisopname, enz.) (zie ook “Diagnostiek”).
  • Analyse van het risico van de instelling: lokale epidemiologie, risicopatiënten (case mix), zorgaanbod, enz.

Wanneer MDRO wordt vastgesteld, moeten specifieke hygiënemaatregelen worden toegepast ter controle van overdracht, zowel bij gekoloniseerde als bij geïnfecteerde personen (HGR9277).

Het document van de HGR9277 bevat heel wat praktische informatie. Hieronder enkele aandachtspunten:

  • Educatieve voorlichting en opleiding:
    • van het personeel (zorg- en schoonmaakpersoneel), externe zorgverleners (artsen, kinesitherapeuten, enz.) via e-learning, sessies georganiseerd binnen de instelling, enz.,
    • van de patiënten, hun familie, bezoekers, etc. (affiche).
  • Algemene principes om het risico van horizontale overdracht te beperken, aan te passen aan de plaatselijke omstandigheden:
    • schoonmaak- en ontsmettingsprotocollen moeten worden gespecificeerd. Wie doet wat? Wanneer en hoe? Beperking van de “grijze zones” (alle noodzakelijke handelingen worden specifiek toegewezen ofwel aan het schoonmaakpersoneel, ofwel aan het zorgpersoneel). Het is aangetoond dat de opleiding van het personeel, kwaliteitscontrole en feedback de doeltreffendheid van deze maatregelen verhogen,
    • beperking van de contacten tussen niet-gekoloniseerde personen en gekoloniseerde en/of geïnfecteerde patiënten (eigen kamer, beperkte bezoeken, ...),
    • specifieke zorgprotocollen en bijkomende voorzorgsmaatregelen (masker, niet-steriele handschoenen, overschort, enz.),
    • in de context van een epidemie: principe van cohortisolatie ( het herschikken van de volgorde van de verzorging: eerst de niet-dragers verzorgen en pas als laatste de dragers en/of besmette personen, zoals het opsplitsen van de zorgteams,enz....).

Wanneer MRSA wordt vastgesteld : dekolonisatieprocedure die op gecoördineerde wijze gedurende 5 opeenvolgende dagen moet worden toegepast (zie medicamenteuze behandeling).

  • In het geval van een epidemie wordt aanbevolen een outbreak management team (OMT) op te richten in het WZC. Dit team kan worden ondersteund door het OST (Outbreak Support Team) van de gemeenschappen (VAZG in Vlaanderen, AVIQ in Wallonië, GGC-COCOM in Brussel).
  • Om een gepast beleid te kunnen voeren, beveelt de HGR aan dat elke instelling epidemiologische gegevens over de aangetroffen resistente stammen bijhoudt. Het doel is de specifieke epidemiologie van de instelling te kunnen bepalen en de evolutie ervan te volgen. In dit verband wordt ook gewezen op het belang van afspraken met een referentielaboratorium. Ook communicatie en regionale samenwerking tussen instellingen is wenselijk.

In de BAPCOC-gids worden de situaties beschreven waarin een dekolonisatieprocedure van toepassing is. Het gaat o.a. om:

  • MRSA-gekoloniseerde maar niet-geïnfecteerde patiënten (asymptomatische patiënten, bij wie MRSA in de neus, keel of perineum is aangetroffen).
  • MRSA-geïnfecteerde patiënten, net na herstel van de infectie.

De procedure is als volgt:

  • De bewoner wordt gedurende 5 dagen dagelijks volledig gewassen met zeep op basis van povidon-jood of chloorhexidine en ook de haren worden in dezelfde periode 2 maal gewassen met hetzelfde product.
  • Beide neusholten worden gedurende 5 dagen 3 maal daags ingestreken met mupirocine neuszalf* (bewezen werkzaamheid.
  • De bewoner krijgt gedurende 5 dagen mondzorg (ook tandprothesen) met een ontsmettende oplossing.

Bij een uitbraak in een collectiviteit wordt de uitvoering en de timing van deze procedure bepaald door het outbreak management team (OMT) (HGR9277bijlage).

In geval van recidiverende infectie bij een persoon binnen een gezin, moeten naast de patiënt ook de gezinsleden mee gedekoloniseerd worden, ongeacht of zij drager zijn of niet. Deze dekolonisatie start voor alle gezinsleden op éénzelfde dag (BAPOC).

Er wordt geadviseerd om niet meer dan 2 dekolonisatiepogingen uit te voeren, vanaf dan verminderen de kansen op slagen en is het advies van een arts-hygiënist noodzakelijk$​​ (HGR9277bijlage)

Geselecteerde geneesmiddelen

  • De keuze van het antibioticum zal van vele factoren afhangen (plaats van de infectie, resultaat van het antibiogram, patiëntkenmerken, plaatselijke epidemiologische situatie, enz.)
  • Het is niet mogelijk elk specifiek geval in kaart te brengen. Samenwerking tussen de betrokken zorgverleners is wenselijk.
  • Zie BAPCOC-gids voor de behandeling van impetigo bij MRSA-dragers.
  • In het geval van een epidemie wordt aanbevolen een outbreak management team (OMT) op te richten in het WZC. Dit team kan worden ondersteund door het OST (Outbreak Support Team) van de gemeenschappen (VAZG in Vlaanderen, AVIQ in Wallonië, GGC-COCOM in Brussel).